‘Er worden weer mensen ontslagen bij Hawassa. De eigenaren vertrekken naar Kenia. Iedereen is dol op Kenia.’ Het is een sombere opmerking die over tafel gaat, terwijl het Solidaridad- team injera eet in de kantine van een kledingfabriek, samen met een aantal managers. Inderdaad hebben de textielarbeiders in het grote industriële park Hawassa te maken met massa-ontslagen.
Gohan Gedik: ‘Er zijn genoeg mogelijkheden, ondanks alle problemen! Je moet ze alleen wel pakken.’
Gevolgen van het conflict
Fabriekseigenaren in Ethiopië merken de gevolgen van het conflict. Gebieden in het land zijn slecht begaanbaar, investeerders trekken zich terug en internationaal transport is moeilijk. Alle aspecten van de economie en de samenleving worden geraakt door het steeds weer oplaaiende geweld, en de kledingindustrie is geen uitzondering.
De internationale gemeenschap probeert het geweld in Ethiopië te stoppen door sancties op te leggen. In november 2021 maakte de Amerikaanse president Biden bekend dat Ethiopië niet langer recht heeft op de handelsvoordelen van de ‘AGOA-regeling’ (Africa Growth & Opportunity Act). Landen binnen deze regeling hoeven geen invoerrechten aan de Amerikaanse grens te betalen, waardoor ze betere toegang hebben tot deze enorme markt. Het doel van deze regeling is om economische kansen te bieden aan de ontwikkelende economieën in Afrika. Ethiopië mag hier geen gebruik meer van maken, wat de kosten van export verhoogt en daardoor grote impact heeft op investeringsmogelijkheden. Massa-ontslagen zijn onvermijdelijk volgens producten als Epic Apparal PLC.
Alles moet geïmporteerd worden
De torenhoge inflatie van de lokale munt is een andere uitdaging. Bestellingen in dollars zijn duur, en kosten met de dag meer. Vrijwel alle benodigdheden voor textielproductie – van gecertificeerde katoen tot naalden voor naaimachines – moeten geïmporteerd worden.
Doordat het ingewikkeld is om machine-onderdelen te bestellen, kunnen kapotte apparaten niet altijd gerepareerd worden. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in Etur, een innovatieve fabriek waar nieuwe kleding wordt geproduceerd uit textielafval. De snijresten van andere kledingfabrieken worden verzameld, gemengd met nieuwe katoen, verwerkt tot nieuwe draden en daarvan worden uiteindelijk t-shirts genaaid. Een deel van de machines staat stil, tot grote frustratie van de fabrieksmanagers.
De potentie van de fabriek is enorm. Enkele jaren geleden exporteerde de fabriek nog naar onder andere Nederland, maar door de stilstaande machines is er momenteel de capaciteit niet om de productie en kwaliteit op peil te krijgen voor de export. De fabriek produceert momenteel voor de lokale markt. Doordat de fabriek lokaal de katoenresten verzamelt en het daardoor de belangrijkste grondstof níet hoeft te importeren, heeft het een voordeel op fabrieken die hun stoffen in het buitenland moeten halen. Zo heeft de fabriek ook de pandemie overleefd.
Kansen pakken
Ondanks de problemen in Ethiopië zijn er ook mogelijkheden. Dat blijkt bijvoorbeeld tijdens een bezoek aan de MNS fabriek, aan de rand van Addis Ababa. De exportmanager stapt energiek onze meeting binnen. Hij heeft zojuist een goed gesprek gehad met een potentiële nieuwe klant in Europa. Momenteel levert de fabriek maandelijks al een volle container met handdoeken aan de Otto-group in Duitsland. De producten van MNS worden gemaakt van Ethiopisch katoen, dat vanuit alle uithoeken van het land wordt geleverd. Het bedrijf heeft voldoende financiële middelen voor een indrukwekkende opslagloods.
‘De werkelijkheid is dat er mogelijkheden zijn, ondanks alle problemen,’ zegt Gohan Gedik, export sales manager. Je moet ze alleen wel pakken.’ Een van die mogelijkheden is een nieuwe fabriek voor naaigaren,die de Ethiopische eigenaar van MNS momenteel opzet. Ook aan naaigaren is een tekort in Ethiopië, dus Gokhan voorziet een grote lokale markt.
Een andere fabriek, Desta Textiles, investeert in een nieuwe locatie. De huidige locatie is bij lange na niet groot genoeg. Desta importeert stoffen uit bijvoorbeeld Pakistan en India. 90% van de eindproducten zijn voor de export. De eigenaren willen de fabrieken in meerdere opzichten laten groeien. De nieuwe locatie ver buiten Addis biedt de kans om van 12 productielijnen te groeien naar 22 lijnen. Het huidige gebouw wordt omgetoverd tot een voedselfabriek.
Naast groei van de capaciteit, willen de eigenaren van Desta ook een meer verticale fabriek worden, met bijvoorbeeld een afdeling die elastiek produceert. En ze willen een unit voor ‘wet processing’ opzetten, waar stoffen kunnen worden geverfd en geprint. Solidaridad adviseert de fabrieksmanagers bij deze omslag, zodat ze kiezen voor bijvoorbeeld ‘zero discharge’ machines en watervervuiling wordt voorkomen.
Contact leggen met textielfabrieken
Kledingmerken uit Europa zijn veeleisend. De afgenomen hoeveelheden zijn vaak klein, de geboden prijzen laag en de eisen aan kwaliteit en efficiëntie hoog. Ethiopië heeft uitdagingen, maar kledingmerken die hun risico’s willen spreiden en niet afhankelijk blijven van de bekende productielanden, blijven hun opties in Ethiopië onderzoeken.
Grotere aanbieders van huistextiel – zoals handdoeken, matrasovertrekken en theedoeken – zouden absoluut om de tafel moeten met MNS, zoals andere grote Europese klanten al doen. Desta is al volledig gericht op de export van kleding en heeft ruimte voor uitbreiding. Etur heeft weliswaar capaciteitsproblemen, maar een fabriek die circulaire economie mogelijk maakt kan interessant zijn voor inkopers met een sterk duurzaamheidsprofiel. Vanuit het Bottom Up-project, werkt Solidaridad aan het verbinden van Europese inkopers en de fabrieken binnen het programma.