‘Lang groeide de landbouw in onder andere Afrika door meer land in gebruik te nemen,’ zegt Ruerd Ruben, hoogleraar impactanalyse van voedselsystemen bij Wageningen UR. ‘Tegenwoordig zijn we daar geen voorstander meer van, omdat dit land vaak bebost is. We willen bossen behouden voor de biodiversiteit en vanwege klimaatoverwegingen. De focus op productieverhoging voor een boer die weinig grond heeft is daarom een belangrijke strategie.’
De oogstkloof
Ruben: ‘In Afrika zie je een enorme kloof tussen wat de boer nu produceert op zijn land en wat hij zou kunnen produceren. Dat is soms wel vijftig procent meer.’ Ook in Ghana is deze oogstkloof groot. Het platteland vergrijst en de oudere cacaoboeren werken met eenvoudige middelen. Investeringen in technieken die de opbrengst verhogen zijn te groot voor de boeren. Dienstverlenende ondernemers springen in dat gat. Dit zijn vaak twintigers met een eigen winkel of apparatuur waarmee ze langs verschillende cacaoboeren trekken. Ze helpen de boeren meer oogst van hun land te halen met diensten als handmatige bevruchting van cacaobloesem, mechanisch snoeien of bemesting op maat.
De ondernemers hebben werkkapitaal nodig
De ondernemers kunnen een groot verschil maken op het Ghanese platteland. Om hun impact te laten groeien, hebben ze echter krediet nodig. ‘Landbouw is een sector die veel krediet nodig heeft,’ licht Ruben toe. ‘Dat komt onder andere doordat de tijd tussen planten en oogsten overbrugd moet worden. Het kapitaal staat op het land, maar ondertussen moeten lonen betaald worden, moet er kunstmest gekocht worden en moet je ook nog zelf eten.’
De tijd tussen investering en opbrengst heeft ook gevolgen voor de bedrijven waar de boeren mee samenwerken. De dienstverlenende ondernemers werken op krediet, omdat de rekening pas na de oogst betaald kan worden.
Ontbrekende financiële diensten
Zonder werkkapitaal kunnen de ondernemers niets voor de cacaoboeren betekenen, maar in veel gebieden zijn simpelweg geen financiële instellingen aanwezig waar zij een lening zouden kunnen aanvragen. Als er al banken aanwezig zijn, staan die niet altijd open voor agrarische dienstverleners. ‘Die zijn vaak erg onaantrekkelijk voor banken,’ licht Ruben toe. ‘Ze beschikken over relatief weinig onderpand waarmee ze bij banken kunnen aankloppen. Ze hebben meerdere kleine leningen nodig en dat levert een hoop papierwerk op. Bovendien duurt het lang voordat ze de lening kunnen terugbetalen.’
In veel gebieden zijn er wel mogelijkheden voor microkredieten. Ruben: ‘Die zijn geschikt voor kleine, bijna huishoudelijke activiteiten. Zoals het aanschaffen van één koe of de schoolboeken van kinderen.’ De dienstverlenende ondernemers zijn dus ‘te groot’ voor microkrediet.
Hoge rentepercentages zijn een volgende barrière. Ghanese banken vragen hoge rentes, omdat ze zelf ook tegen hoge rentes geld moeten lenen op de internationale kapitaalmarkt. Dat heeft te maken met de lage kredietwaardigheid van veel ontwikkelingslanden. Hier bovenop komt een percentage om het valutarisico af te dekken en er wordt nog een forse risico-opslag berekend. Dus als er al een bank in de buurt is, die bereid is om een lening te verstrekken, dan kan het rentepercentage op de lening voor de jonge ondernemers in totaal oplopen tot boven de 40% per jaar. Voor een startende ondernemer is dat niet op te brengen.
Werkkapitaal via crowdfunding
Ontwikkelingsorganisatie Solidaridad ondersteunt agrarische en voedselbedrijven met het crowdfundingplatform PlusPlus, waar leningen voor kleine en middelgrote bedrijven worden gefinancierd. Alleen bedrijven die een grote positieve sociale impact hebben, komen in aanmerking voor het platform. Daar horen de cacao-ondernemers in Ghana bij.