Gemeenschappelijke handelsbelangen
Cacao is zowel voor Ghana als Nederland een belangrijk gewas en grondstof. Ghana is na Ivoorkust de grootste producent van cacao en Nederland is na Ivoorkust de grootste verwerker van cacao. Toen van Houten 200 jaar geleden in Zaandam cacaomassa ging persen en bewerken, legde hij daarmee de basis voor de ingrediënten van onze chocolade en tevens voor de ontwikkeling van de grote cacao industrie langs de Zaan en de Amstel. Twee eeuwen lang heeft de Zaanstreek de handel en verwerking van cacao gedomineerd. Inmiddels is de productie van cacaoboter en -poeder in Ivoorkust (San Pedro en Abidjan) groter dan in Amsterdam. Ook de verwerking in Ghana, Indonesië en Maleisië is deze eeuw sterk gegroeid, zodat de belangrijkste cacao-producerende landen nu evenveel cacao verwerken als de grootste importeurs van cacao: Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten.
Maar al biedt de groeiende mondiale vraag naar chocola kansen voor productie en consumptie landen, de teelt van cacao verkeert al decennia in zwaar weer. Lage productiviteit, dalende bodemvruchtbaarheid, ontbossing, misoogsten door schimmelziektes, gebrek aan kennis van goede landbouwmethoden, klimaatverandering, uitbuiting van arbeiders, vrouwen en kinderen en vooral de uitzichtloze armoede waarin de meeste cacaoboeren moeten leven, maken dat de groei van de sector een wankele basis heeft. En dat is precies waar de partijen die sinds 2013 betrokken zijn bij CORIP*, een programma dat voor de helft wordt gefinancierd door de Nederlandse ambassade in Ghana en voor de andere helft door het bedrijfsleven, iets aan willen veranderen.
*Het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de NL Ambassade in Ghana, Ghana Cocobod, CRIG, IFDC, Cargill Ghana, Twin UK, Agro-Ecom Ghana, Olam Ghana, Touton Ghana, Wienco Ghana, Emfed Farms, ADM, Mondelez, Initiatief Duurzame Handel.
Ⓒ Solidaridad/Kadir van Lohuizen | NOOR – A containership bound for Europe is being loaded at the port of Abidjan.
Professionalisering van de cacaoteelt
Inmiddels worden de concrete resultaten van het programma zichtbaar. CORIP voorziet al ruim 40.000 Ghanese boeren (waarvan een derde vrouw) van kennis en hulpmiddelen om de cacaoteelt te professionaliseren. De tussentijdse evaluatie van CORIP laat zien dat de boeren in staat zijn om hun productiviteit te verhogen met 75 tot wel 350%. Bij het begin van het CORIP programma produceerden de boeren zo’n 300-400 kilo cacao per hectare; inmiddels is dat gestegen tot 500-900 kg/ha. In de Ghanese situatie met een vaste door de overheid bepaalde inkoopprijs, betekent dat een evenredige stijging van de inkomsten van een boer.
Dit is geen geringe prestatie. De gemiddelde cacaoboer in Ghana is een man van tegen de 60, zonder noemenswaardige opleiding, zwaar leunend op het vele werk van zijn echtgenote, levend in armoede met een kinderrijk gezin en zonder veel kennis of vaardigheden om een boerenbedrijf te runnen. En als je al vele jaren cacao op dezelfde manier verbouwt, is verandering lastig. Zelfs jonge ondernemende boeren hebben vaak moeite om hun talenten te ontwikkelen door gebrek aan onderwijs en ondersteunende agrarische diensten.
Maar de wil om te veranderen wordt inmiddels breed gedeeld binnen de sector. Boeren, handelaren, chocoladeproducenten en overheden zijn allemaal gemotiveerd om te werken aan verbeteringen. Solidaridad bracht de partijen bij elkaar in het CORIP programma.
Ⓒ Solidaridad/Kadir van Lohuizen | NOOR – harvesting cocoa
Regionale landbouw dienstencentra
CORIP maakt gebruikt van agrarische Regionale Service Centra om de cacaoboeren te ondersteunen. De 21 actieve centra bieden zo’n 30 producten en diensten aan waaronder landbouwonderwijs, advies, financiële diensten, en verkoop van landbouwhulpmiddelen zoals mest, gereedschap, plantmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen. Ook worden specialistische agrarische werkzaamheden aangeboden als dienst, zoals het enten van verouderde bomen en spuiten tegen ziektes. Dat levert nieuwe banen op voor beter geschoolde landarbeiders. De regionale dienstencentra moeten na de steun binnen het CORIP programma financieel op eigen benen kunnen staan. Als dat lukt staat weinig de verdere uitrol van deze aanpak in de weg.
Maar zover zijn veel regionale dienstencentra nog niet. De boeren weten weliswaar steeds beter de weg te vinden naar de centra, maar durven pas echt te investeren in hun bedrijf als ze zelf hebben ervaren dat het ze meer oplevert dan dat het kost. En daar gaat tijd overheen. Ook het businessmodel en management van de centra kan nog worden aangescherpt. Bovendien werkte de verstrekking van gratis kunstmest door de Ghanese overheid bepaald niet mee om de dienstencentra goed te laten draaien. Het concurreerde rechtstreeks met een belangrijke dienst van de centra: Kennis over bodemvruchtbaarheid en de verkoop van meststoffen. Bovendien waren er veel klachten over oneerlijke en te late distributie. In de besprekingen van Solidaridad en haar partners met de Ghanese overheid is dat een belangrijk onderwerp van gesprek geweest. Recent is nieuw beleid in werking getreden en zal de distributie van gratis kunstmest met ingang van het groeiseizoen 2017-2018 worden gestaakt en waarschijnlijk worden vervangen door een subsidie op de prijs van kunstmest via de leveranciers. Dat is niet alleen goed nieuws voor de centra maar ook voor de boeren. Want die kunnen daardoor zonder uitzondering en op tijd, met een breed advies over de benutting van kunstmest, compost en organische mest, hun bodemvruchtbaarheid op peil houden.
Van marginale landbouw naar agrarische onderneming
Hogere opbrengsten per hectare zijn slechts een aspect van de gewenste productiviteitsverhoging voor de cacaoboeren in CORIP. In Ghana bepaalt de overheid de prijs die boeren ontvangen voor hun cacao. Die prijs (ruim $1.900/ton in 2016-2017) is voor de gemiddelde boer te laag om met zijn gezin van te kunnen leven. Een boer die meer produceert mag evenredig meer inkomsten verwachten. Maar er zijn ook kosten verbonden aan de hogere opbrengst zoals voor training (vooral tijd), bemesting, ziektebestrijding en erg belangrijk en tevens kostbaar: het verjongen van de aanplant. Financiële diensten die de service centra bieden zijn dan cruciaal. Boeren hebben weinig vaardigheden om hun bedrijf financieel te runnen en bijvoorbeeld niet de mogelijkheid om te sparen voor de grotere uitgaven tijdens het groeiseizoen of voor nieuwe aanplant. Juist nieuwe aanplant is hard nodig omdat veel plantages het einde van hun productieve periode hebben bereikt. Jonge aanplant heeft vier of vijf jaar nodig voordat het vrucht draagt; zo’n periode zonder oogst kunnen de meeste boeren niet overbruggen. Na een jaar of zeven overtreft de verwachte oogst de huidige. De spaarvormen, leningen en verzekeringen die de centra aanbieden geven de boeren meer armslag om hun bedrijf te laten groeien en te moderniseren.
Stijging van de productiviteit heeft ook grote effecten voor natuur en milieu. In het rijke Westen met zijn kennisintensieve geïndustrialiseerde landbouw, is het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen terecht onderwerp van discussie vanwege de negatieve effecten op mens en milieu door een te hoog middelengebruik. In veel ontwikkelingslanden met marginale vormen van landbouw, kunnen meer kennis en het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen juist sterk bijdragen aan duurzame teelt. Zo ook in Ghana waar in de afgelopen 50 jaar, door uitputting van de bodem, de meeste bossen plaats hebben moeten maken voor nieuwe landbouwgronden. Het op peil houden van de bodemvruchtbaarheid is dus cruciaal om ontginning van natuurgebieden te kunnen voorkomen.
Ⓒ Solidaridad/Kadir van Lohuizen | NOOR – Ivory Cocoa Products, San Pedro, Ivory Coast Ahmad Khalil, CEO ICP in the production hall.
Daarbij komt het feit dat 20 tot 30% van de mondiale cacao oogst, en dan vooral in West-Afrika, verloren gaat aan de beruchte ‘Black Pod’ schimmelziekte, veroorzaakt door een Phytophthora schimmel (ook bekend als veroorzaker van de aardappelziekte). Alle boeren kennen de ziekte uit eigen ervaring en weten dat het hun oogst kan decimeren, maar de kennis en mogelijkheden om de ziekte effectief te voorkomen en efficiënt te bestrijden is er meestal niet. Dat is niet alleen funest voor de inkomsten van de boer, maar zorgt er ook voor dat illegale, meer toxische en vaak ook nog inefficiënte bestrijdingsmethoden door de boeren worden ingezet. De dienstencentra leren de boeren hoe ze door juiste plantafstanden, het luchtig houden van het gewas door gericht snoeien en door het regelmatig verwijderen van infectiehaarden, de gevolgen van Black Pod sterk kunnen beperken. Als preventie toch onvoldoende blijkt om een grote infectie te voorkomen, kunnen de diensten van gespecialiseerde spuitploegen uitkomst bieden. Gaat de boer zelf aan de slag met de bestrijding, dan leert hij over welke legale middelen het meest geschikt zijn voor het bestrijden van de ziekte en hoe hij dat efficiënt en veilig voor mens en milieu kan doen.
Zo kan een boer, met beperkte investeringen in tijd en geld, wel drie keer zoveel cacao oogsten van een gezonde boom in vruchtbare aarde. Dat is efficiënt qua landgebruik en in het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen en spaart dus natuur en milieu. Het creëert ook ruimte voor andere teelten zoals de lokale voedselgewassen waaronder bakbanaan en palmolie. Daarmee spreidt de boer zijn risico’s en het helpt om de groeiende Ghanese bevolking te voeden. Het complexe onderzoek naar hoe dit precies uitpakt voor het inkomen van de boer, zal na afloop van het CORIP programma worden afgerond.
Private en publieke investeringen voor een hoger boeren-inkomen
De stijging van de productiviteit is niet alleen in het belang van de boer, ook de cacao- en chocoladebedrijven (meer aanbod en betere kwaliteit van de cacao) en de Ghanese overheid (inkomsten/deviezen van cacao export) profiteren ervan. Daar is weinig mis mee zolang ook die partijen een bijdrage leveren aan de verdere verduurzaming van de cacao-sector. Sterker nog, het is weinig aannemelijk dat brede samenwerking van betrokken partijen stand zal houden als er geen sprake meer is van verhoging van de productiviteit.
Daar zit logischerwijs wel een grens aan. De productiviteitsstijging van 40.000 CORIP boeren zal de prijzen op de wereldmarkt nauwelijks beïnvloeden, maar stel dat een substantieel deel van de miljoenen boeren in West-Afrika hun productiviteit verdubbelt of verdrievoudigt op hetzelfde areaal, dan zal de productie de consumptie van cacao overtreffen met nog meer prijsdalingen op de wereldmarkt als gevolg. Alleen nauwe samenwerking van alle betrokken partijen kan de markt stabiliseren. Transparantie over vraag en aanbod, stabiel overheidsbeleid voor de landbouw en het voorkomen van speculatie door financiële partijen in de commodity markten kunnen zo’n scenario voorkomen. Linksom of rechtsom, als we armoede in de cacao echt willen uitbannen en natuur en milieu willen sparen, moet het inkomen van de cacaoboeren in West-Afrika een paar keer over de kop.
De Cacaobarometer 2015, waar Solidaridad een belangrijke bijdrage aan leverde, heeft de discussie over prijzen op scherp gezet: De huidige marge voor de boer en de prijs van chocola staat een duurzame ontwikkeling van de hele cacao en chocoladesector in de weg. Hogere cacaoprijzen voor de boeren zijn onontkoombaar, zelfs als die boer zich heeft kunnen ontwikkelen van een marginale boer in een agrarische ondernemer. Overheidsbeleid van cacao-producerende landen en het inkoopbeleid van cacao- en chocoladebedrijven kunnen veel betekenen voor de prijs die een boer voor zijn cacao vangt. Dat kan een jonge ondernemende generatie Ghanese boeren het perspectief bieden om met professionele duurzame cacaoteelt de toekomst van de sector veilig te stellen. Wie dat niet wil laadt de verdenking op zich uitsluitend voor eigen belang te gaan en loopt het risico dat er straks geen jonge boeren meer zijn die nog cacao willen telen.
Welk belang weegt het zwaarst: Handel of ontwikkeling?
Het lijdt geen twijfel dat handel en duurzame ontwikkeling van de cacaosector nauw met elkaar verbonden zijn. Het heeft dan ook weinig zin te doen alsof ze elkaars tegenpolen zijn. Dat neemt niet weg dat er altijd de kans bestaat dat free-riders in de sector uitsluitend voor eigenbelang gaan. Of dat een overheid het eigen apparaat boven het dienen van publieke belangen stelt. Nauwe samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven, boeren en maatschappelijke organisaties is daarom van groot belang om alle partijen bij de les te houden. Het CORIP programma is in dat licht minimaal een moedige poging met hoopgevende tussentijdse resultaten. De eindevaluatie zal uitwijzen hoe effectief CORIP is geweest en welke lessen we daaruit kunnen trekken voor het Hulp & Handel beleid.